maandag 20 april 2020

Anderhalf

    Ik heb lang gedacht dat anderhalf gewoon een en een half betekende. Maar dat is toch niet zo. Anderhalf blijkt een vreemde eend in de bijt; een anomalie, een curieus residu uit lang vervlogen tijden. Zoiets als ik dus, maar dan anders. Nee eigenlijk is het nog veel ouder, meer de late middeleeuwen of zo.
    In die archaïsche tijden spraken ze 2,5 niet uit als tweeënhalf maar als derdehalf, letterlijk de derde half. 3,5 was de vierdehalf, en zo verder; een beetje zoals het verschil tussen eleven-thirty in het Engels en half twaalf in het Nederlands. Daarbij komt dat het woord ander niet alleen alternatief of verschillend betekent maar ook synoniem is voor tweede, zoals je dat bijvoorbeeld herkent in andermaal of om de andere dag. En zo was 1,5 dus anderhalf en is dat ook gebleven. Sterker nog, het is de enige goede manier om het te schrijven; eenënhalf is geen goed woord. Waarom al die andere woorden veranderd zijn maar deze niet, wie het weet mag het zeggen, ik heb geen idee.
Het mag duidelijk zijn dat de aandacht voor dat woordje niet voor niks is nu we aan de vooravond van de anderhalvemetersamenleving staan. Zolang we geen vaccin hebben en niet een groot deel van ons immuun is zullen we zoveel mogelijk op die afstand van elkaar moeten blijven. En dat kan best een tijd duren.
    Ik kan het niet helpen dan dat ik daar meteen allerlei beelden bij heb. Neem ons kantoor. Op de plek waar voorheen vier mensen aan een blok van vier bureaus werkten kan je nu met goed fatsoen nog maar één medewerker kwijt. We zatten al met 0.8, dat wordt dus 0.2 en dus nog maar één dag in de week naar kantoor. De thuiswerkdag wordt kantoorwerkdag.
    In de liften zie ik nog maar plaats voor twee personen. Beide stijf tegen de muur gedrukt in tegenover elkaar gelegen hoeken, het gezicht tegen de muur want je zou eens onverwacht moeten hoesten. De trap wordt dan algauw aanlokkelijk, zelfs bij méér dan één verdieping. Één trappenhuis voor omhoog en één voor omlaag, want passeren gaat uiteraard niet op deze afstand. Een vergeten pen, laptop, pasje wordt al snel een ommetje van 5 minuten. Op de afdelingen lopen we rechts heen en links terug. De koffieautomaat verliest zijn sociale functie, die is overgenomen door het koffiecorner-kanaal op Teams. De capaciteit van de vergaderruimtes mag je al snel door 4 delen; ruim voldoende voor die paar aanwezigen en het onontbeerlijke scherm; want contact met je collega’s blijft vooral digitaal.
    Nee het wordt er niet gezelliger op. Wat dat betreft was het pokken virus misschien beter geweest. Althans, volgens de Britse arts John Haygarth was het voldoende om meer dan 46 cm van een patiënt met pokken te blijven om niet besmet te worden. Dat vind ik best een comfortabele en hanteerbare personal space, dus dat mag van mij wel. Helaas is die medische wetenswaardigheid uit de 18e eeuw nu niet geldig. We zullen het met 150cm moeten doen; en dus zullen we nog een tijdlang veel meer thuis werken dan normaal. Maar ach, het went snel merk ik (een geluksvogel met een eigen ruimte thuis) en het zou ook niet erg moeten zijn, want eigenlijk hebben we dat door de geschiedenis heen altijd al gedaan. Van de boer tot de kasteelheer, van de chirurgijn tot de spijkersmid, door de geschiedenis heen hebben de meeste mensen gewerkt waar ze woonden of verbleven. Pas sinds de industriële revolutie zijn we massaal uit huis gaan werken. En nu zijn we dus andermaal terug op onze werkplek thuis.