zondag 28 februari 2021

WIDM

Sinds gisteravond heb ik de neiging om op gezette tijden mijn vingers in mijn oren te stoppen en, terwijl ik schuin naar boven kijk, heel hard ‘lalalalala’ te roepen. Dat gebeurt vooral op momenten waarop ik pardoes zou kunnen vernemen wie ‘de mol’ is. Ja, ik ben een fanatiek volger van dat programma, een trouwe toegewijde molloot die geen aflevering zal missen. Toch werd gisteravond de laatste en doorslaggevende aflevering zonder mij uitgezonden. Mijn vaste molmaatje was verhinderd en dus moest ik, geheel tegen mijn aard in, vooral voorkomen niét te weten te komen wie dus die vermaledijde mol is, zodat wij alsnog samen de beslissende aflevering konden zien. Het lukte, met grote inspanning en dankzij 24 uur doorgebracht in totale afzondering, bijzonder goed. Geen enkel bericht bereikte mij, ook dus het bericht van genoemde bondgenoot niet, gisteravond al, dat de bekendmaking pas volgende week is.

zaterdag 27 februari 2021

Dicht

Helemaal achteraan, tussen een in de steek gelaten auto (zo leek het) en een heg die nodig geknipt moest worden vond ik het laatste plaatsje op de verder overvolle parkeerplaats bij de supermarkt, waar ik niet eens moest zijn. Ik had ook best op de fiets kunnen gaan, dacht ik zoals gebruikelijk te laat, net zoals ik me eveneens toen pas realiseerde dat het zaterdagochtend was en dat het geenszins vanzelfsprekend was dat mijn bestemmingen dan open zijn. De bank toch wel, meende ik me te herinneren, maar een briefje op de deur (wij passen onze openingstijden aan: wij zijn op zaterdag gesloten) wees me terecht. De bieb dan, maar de voor de ingang opgestelde lege rekken in de verder donkere gang maakte al snel een einde aan die illusie.
Na nog wat vergeefse pogingen elders ben ik ook maar naar de supermarkt gegaan; je moet toch ergens naartoe.

maandag 20 april 2020

Anderhalf

    Ik heb lang gedacht dat anderhalf gewoon een en een half betekende. Maar dat is toch niet zo. Anderhalf blijkt een vreemde eend in de bijt; een anomalie, een curieus residu uit lang vervlogen tijden. Zoiets als ik dus, maar dan anders. Nee eigenlijk is het nog veel ouder, meer de late middeleeuwen of zo.
    In die archaïsche tijden spraken ze 2,5 niet uit als tweeënhalf maar als derdehalf, letterlijk de derde half. 3,5 was de vierdehalf, en zo verder; een beetje zoals het verschil tussen eleven-thirty in het Engels en half twaalf in het Nederlands. Daarbij komt dat het woord ander niet alleen alternatief of verschillend betekent maar ook synoniem is voor tweede, zoals je dat bijvoorbeeld herkent in andermaal of om de andere dag. En zo was 1,5 dus anderhalf en is dat ook gebleven. Sterker nog, het is de enige goede manier om het te schrijven; eenënhalf is geen goed woord. Waarom al die andere woorden veranderd zijn maar deze niet, wie het weet mag het zeggen, ik heb geen idee.
Het mag duidelijk zijn dat de aandacht voor dat woordje niet voor niks is nu we aan de vooravond van de anderhalvemetersamenleving staan. Zolang we geen vaccin hebben en niet een groot deel van ons immuun is zullen we zoveel mogelijk op die afstand van elkaar moeten blijven. En dat kan best een tijd duren.
    Ik kan het niet helpen dan dat ik daar meteen allerlei beelden bij heb. Neem ons kantoor. Op de plek waar voorheen vier mensen aan een blok van vier bureaus werkten kan je nu met goed fatsoen nog maar één medewerker kwijt. We zatten al met 0.8, dat wordt dus 0.2 en dus nog maar één dag in de week naar kantoor. De thuiswerkdag wordt kantoorwerkdag.
    In de liften zie ik nog maar plaats voor twee personen. Beide stijf tegen de muur gedrukt in tegenover elkaar gelegen hoeken, het gezicht tegen de muur want je zou eens onverwacht moeten hoesten. De trap wordt dan algauw aanlokkelijk, zelfs bij méér dan één verdieping. Één trappenhuis voor omhoog en één voor omlaag, want passeren gaat uiteraard niet op deze afstand. Een vergeten pen, laptop, pasje wordt al snel een ommetje van 5 minuten. Op de afdelingen lopen we rechts heen en links terug. De koffieautomaat verliest zijn sociale functie, die is overgenomen door het koffiecorner-kanaal op Teams. De capaciteit van de vergaderruimtes mag je al snel door 4 delen; ruim voldoende voor die paar aanwezigen en het onontbeerlijke scherm; want contact met je collega’s blijft vooral digitaal.
    Nee het wordt er niet gezelliger op. Wat dat betreft was het pokken virus misschien beter geweest. Althans, volgens de Britse arts John Haygarth was het voldoende om meer dan 46 cm van een patiënt met pokken te blijven om niet besmet te worden. Dat vind ik best een comfortabele en hanteerbare personal space, dus dat mag van mij wel. Helaas is die medische wetenswaardigheid uit de 18e eeuw nu niet geldig. We zullen het met 150cm moeten doen; en dus zullen we nog een tijdlang veel meer thuis werken dan normaal. Maar ach, het went snel merk ik (een geluksvogel met een eigen ruimte thuis) en het zou ook niet erg moeten zijn, want eigenlijk hebben we dat door de geschiedenis heen altijd al gedaan. Van de boer tot de kasteelheer, van de chirurgijn tot de spijkersmid, door de geschiedenis heen hebben de meeste mensen gewerkt waar ze woonden of verbleven. Pas sinds de industriële revolutie zijn we massaal uit huis gaan werken. En nu zijn we dus andermaal terug op onze werkplek thuis.

woensdag 24 juli 2019

Eigenaarschap

Het zag er op de PI dag nog goed uit. (Spreek uit ‘pi-aij dag’, voluit Program Increment Dag, maar dat bekt niet zo lekker). Al vroeg waren we begonnen met het volplakken van de grote, dan nog kale holle zaal met tweeduizend vijfhonderdzesenzeventig post-its in de kleuren fuchsia, aqua en lime, verbonden door maroon en navy kleurige Alpaca wollen draadjes op een zandbruine perkamenten achtergrond; want het mag wat kosten, zo’n volkscongres, maar het levert dan ook heel wat op: een strakke, door iedereen goedkeurend beknikt drie-maanden plan, beklonken door het afleggen van de gelofte van haalbaarheid, door eenieder plechtig bezworen met het opsteken van vier vingers in de lucht met achter de rug, aan de andere hand, twee gekruiste vingers. 
    Het opsteken van andere hoeveelheden vingers is daarbij strikt genomen ook toegestaan maar dat heeft wel de vervelende consequentie dat je wordt uitgenodigd om die afwijking voor de groep toe te lichten; hetgeen veronderstelt dat je er ook daadwerkelijk over na hebt gedacht. De kunst is dan ook om in een oogwenk de algemene consensus te bepalen en je daarbij aan te sluiten. Voorgaande PI bleek dat drie vingers, dit keer vier. Wat het verder betekent weet ik niet, het is traditie.

Het ziet er wel leuk uit zo’n kleurig kunstwerk en met zijn fleurige enormiteit heeft het iets weg van een project van basisschool De Lantaarn die daar met de hele onderbouw gedurende een week aan heeft gewerkt voor Moederdag. 
    Later, voorzichtig opgerold en meegenomen na de vruchtbare PI dag, brengt het ook nog wat huiselijkheid in onze verder door kale muren omringende werkvlek.
    Maar daar is het natuurlijk niet alleen voor bedoeld. Op dat grote panorama doek worden per product nieuw te bouwen features gepland, de onderlinge afhankelijkheden in kaart gebracht en de risico's benoemd en belegd. Oftewel, je krijg in één oogopslag te zien of het werk voor alle teams haalbaar is, en dat is een mooi en nobel doel. 
    Om dat goed te kunnen doen hebben we die features vooraf uitgewerkt in kleinere stories. Eigenlijk stukjes werk die we goed kunnen inschatten. Die vergelijken we dan met onze verlofplanning en voilà, een haalbare planning. 
    Op zich zou dat voldoende moeten zijn: als team maak je de features volgens planning af, je bereid de volgende PI voor en klaar is weer een Program Increment.

Maar zo simpel is het niet.

In dat kleurrijke kunstwerk zit een draadje waar ik me eigenaar van voel. Een karretje waar ik mij niet ongewillig door een vorige Product Owner eens voor heb laten spannen en waar ik nog steeds af en toe eens aan trek. Ik heb daar toen al een mooi stukje proza over geschreven, een idee hoe en met wie het uitgevoerd zou kunnen worden en hoe lang het zou duren. Dat is inmiddels alweer twee jaar oud. 
    Dat draadje, een feature dus, zou ik heel graag afmaken. Daar zullen we als team veel aan hebben want het betekent dat we daarna sneller kunnen ontwikkelen, minder fouten zullen maken, nog met ondersteunde producten blijven werken en dat teamleden in een verre toekomst nog steeds kunnen begrijpen wat wij in hemelsnaam aan het doen waren. Precies, allemaal van die typische saaie dingen die je doorgaans onderaan de prioriteiten lijst vindt.
    Prioriteiten lijst? Inderdaad. Na de PI-dag kennen we die features nog wel maar we gebruiken ze niet meer als zodanig. In plaats daarvan hebben we al die stories op een hoop gegooid en de Product Owner heeft ze op prioriteit in een lange lijst gezet. Als we dan met het team aan de slag gaan beginnen we gewoon bovenaan. En daar staan natuurlijk de stories waar het hardst om wordt geroepen, en dat zijn meestal niet die saaie stories van mij.

Je raad het al, dat draadje slepen we nu al twee jaar van PI naar PI en dat zal ook nog wel een tijdje doorgaan. 
    Binnen ons bedrijf wordt tegenwoordig ook veel gesproken over eigenaarschap, en over je verantwoordelijkheid nemen. En daar denk ik dus wel eens over na. Heb ik nou voldoende verantwoordelijkheid genomen? Ik zeur bij mijn team, mijn scrum master en mijn PO al die tijd al over de lage prioriteit. Tot vervelens toe vermoed ik. Ik heb de planning elke PI weer keurig herschreven. Ik heb met enige regelmaat de consequenties van het niet uitvoeren ten berde gebracht, en die mogen dan ook genoegzaam bekend zijn. Is dat genoeg? Moet ik meer doen? En wat is eigenaarschap? En voel ik me eigenaar van dit draadje? Ja dat wel, maar ik besef ook dat ik onderdeel van een groter geheel uitmaak, dat ze mogen verwachten dat ik lobby voor meer prioriteit als ik vanuit mijn perspectief oprecht denk dat dat nodig is, voor ons team, voor onze afdeling, voor ons bedrijf, maar dat ik het uiteindelijk niet bepaal. Vanuit andere perspectieven worden ook andere prioriteiten gesteld.

Verantwoordelijkheid moet je nemen tot maximaal de ruimte die je daarvoor krijgt. Wat binnen mijn bereik ligt heb ik gedaan, en dan moet het goed zijn, dan heb ik mijn verantwoordelijkheid genomen.

Het enige dat ik, als ik de betreffende stories weer eens onderaan de lijst vindt, nog zou kunnen doen is er een stukje over schrijven. 
    En dan nu toch maar eens die uitgestelde vakantie plannen. Want voor jezelf moet je ook verantwoordelijkheid nemen. Het eigenaarschap van jezelf, dat is tenminste duidelijk.

maandag 1 juli 2019

Voetbalschoenen

Ik weet niets van voetbalschoenen. Althans dat is het vermoeden van collega Mike. Terugkoppeling op je functioneren vragen aan collega’s is gebruikelijk in ons team en dat kan je natuurlijk doen met wat flauwe standaardvragen als, wat moet ik blijven doen, waar kan ik beter mee stoppen, waar zou ik mee moeten beginnen. Maar dat soort fantasieloze vragen leveren zelden verrassende antwoorden op en daarom probeerde ik het eens met de vraag: “Ik wil een blog gaan schrijven, waarover zou ik het eens hebben, waar vind je me heel erg goed in?”.
Voetbalschoenen was dit keer het dus wél verrassende antwoord. Want ik vertel gemakkelijk over dingen die ik ken, zoals hardloopschoenen, want ik ben een fervent hardloper, maar Mike daagde me uit om over iets te schrijven dat ik dus niet kende, voetbalschoenen dus, en om vervolgens verbanden te leggen met iets wat ik wél kende, hardloopschoenen dus. Wie weet wat ik zou ontdekken.
Mike heeft goed aangevoeld dat ik niets van voetbalschoenen weet, ik weet namelijk ook nauwelijks iets van voetballen zelf. Ja, dat komt voor en dat is zelfs voor mijn 84-jarige moeder, die dezer dagen nauwgezet de verrichtingen van het dames voetbalteam op, ik geloof het WK, volgt en daarbij uitvoerig over de avonturen van haar vedetten kan praten, een teleurstelling.

Ik heb het wel geprobeerd hoor, vroeger op straat. Samen met de buurbroertjes Berend en Brammetje en met Annelies, het verwende kind van twee deuren verder, op een veld met twee goaltjes van een trui, een jas en twee elegante, maar voor voetballen, en overigens ook voor Annelies zelf, totaal ongeschikte meisjesschoentjes.
Brammetje, die eigenlijk Bram genoemd wilde worden ondanks dat hij het kleinste en ielste van het hele stel was, had altijd het hoogste woord. Hij schreeuwde voortdurend als om ergens tussen te komen, hoewel niemand ooit de kans kreeg om iets te zeggen waar hij tussen zou moeten komen. Elke actie van de tegenstander bleek telkens weer tegen een of andere regel te zijn die hij nét had verzonnen, maar die we dus blijkbaar altijd al hadden gehad. En mócht de tegenstander dan onverhoopt tóch op voorsprong komen dan stelde hij voor en meteen vast dat we verkeerd hadden geteld, dan wel dat de teams terstonds opnieuw ingedeeld moesten worden.
Annelies was de enige waardige tegenstander van Brammetje. Bij elke regelwijziging of andere actie van Brammetje in haar nadeel zakte ze theatraal naar de grond en begon met trillende pruillipjes te huilen. En als dat niet meteen resultaat sorteerde dan zette ze het op een oorverdovend krijsen. Met de moeder van Annelies altijd binnen gehoorafstand ging de bal dan al gauw weer naar haar, waartegen ze dan prompt een flinke trap gaf en al ging hij overdwars het veld af, tellen zou die.

Later ging ik met mijn vader kijken naar Limburgia dat nog een grote club was in die tijd. Grote mensen voetbal, verheugde ik me, maar al gauw zag ik de ene na de andere grote voetbal meneer de bal schromelijk missen om vervolgens met trillende pruillipjes naar de grond te zakken, of als dat niet opviel het op een regelrecht krijsen zetten. Ik zag andere grote voetbal mijnheren dan naar de scheidsrechter meneer rennen om die op hoge toon de nieuwe regel uit te leggen, die de scheidsrechter meneer blijkbaar nog niet had gehoord, hoewel ze die toch altijd al hadden gehad.
Ik had al snel in de gaten dat het spel toch iets anders gespeeld werd dan in de regels stond, dat het spel vooral om behendigheid met de regels ging, in plaats van met de bal.
En misschien is dat wel zo, misschien is dat overal wel zo. Je hoeft niet per se de beste te zijn. Winnen doe je vooral door slim en opportuun te zijn, en misschien wel een beetje gehaaid. Dat maakt voetbal misschien wel zo populair, dat het zo dicht tegen het leven aanzit. Maar hoe dan ook, het spel past niet bij mij.

Wie de schoen past, trekken hem aan. De voetbalschoen past mij niet. De hardloopschoen wel.

zondag 30 juni 2019

De zin van het leven


Daar zit ik dan, onderuit gezakt op de bank te mijmeren over de zin van mijn leven. Vandaag kreeg ik hem uiteindelijk, die zin. Een beetje tegen mijn zin eigenlijk, zo leek het even, want intuïtief voelde ik wel aan dat het krijgen van de zin van je leven niet geheel vrijblijvend zou zijn. Als de zin je niets zegt wel natuurlijk, maar dan is het ook niet de zin van je leven. Nee, een zin die langs je verdediging heen je buik in kriebelt en die dan warm langs je nek omhoog kruipt en in je hoofd gaat zitten; een zin waarvan je instinctief aanvoelt dat het die ene juiste is, die kan je niet ontvangen en dan weer zomaar naast je neerleggen.
En nu zit ik er dus mee. Lang had ik comfortabel zonder zin geleefd. Ik voldeed aan de verwachtingen van anderen en dreef verder lekker mee op de mogelijkheden die zich als vanzelf aandienden. Talenten genoeg dus erg diep nadenken over wat er nou bij mij paste was niet nodig. De successen kwamen vanzelf en succes is goed en dus ben je tevreden. Alleen in situaties die echt tegen mijn waarden in gingen voelde ik onrust, maar meestal kwam er dan wel weer iets nieuws voorbij waar ik dan weer vrolijk op meedreef en alles was weer pais en vree.
Maar vroeg of laat gaat dat knagen natuurlijk. Er is altijd wel iets dat je écht gelukkig maakt, iets dat een intrinsieke behoefte dekt van jóu en niet van een ander. Iets dat heel persoonlijk is en dat zelden gelijk is aan wat jouw omgeving van je verwacht. Iets dat soms zacht roept, en soms hard, maar bij mij helaas nooit hard genoeg.
Tot de verwachtingen plots even verstomden en ik dat knagen gewaar werd. En net dan heeft je werkgever ook nog eens een leuk cadeau voor je: een mooie cursus zelfontplooiing. Dus zit ik een paar weken later in een groep gelijkgestemden kwetsbaar te wezen en na twee dagen van ongebreideld delen wordt er plots door mijn reeds weifelende zelfverdediging heen geprikt. Ik heb teveel verteld, ze weten het nu. Ik mag voor de groep in gesprek en dan krijgt de zin langzaam vorm.

“Ik wil denken en creëren en delen zodat ik begrepen en gewaardeerd kan worden en ik me kan omringen met gelijkgestemden”

Zie daar, de zin van mijn leven. Of mijn hoger doel. Of hoe je het noemen wil. Leuk toch? Ja natuurlijk als dat betekent dat je daar nu helemaal voor kan gaan. Nee, natuurlijk niet als dat betekent dat je nu dus helemáál niet bent waar je zijn wil en je daar plompverloren mee wordt geconfronteerd.
En daar zit ik nou dus. Na twee mooie maar uiterst intensieve dagen terug in mijn comfort zone op de hoek van de bank, reflecterend over het geleerde en nog wat confuus over het vervolg. Want dat ik er een vervolg aan wil geven is mij wel duidelijk geworden, maar ik twijfel nog over het hoe.
Dan ontstaat er een idee in mijn hoofd. Pril nog, maar voldoende. Ik zoek naar woorden om het te vangen. Ik trek de laptop, gelukkig binnen handbereik, op mijn schoot en begin te schrijven, het idee – en ik moet mij zo uitdrukken – dat ik het narratief van mijn leven op wil tekenen om duiding te geven aan mijn werdegang. Dat ik de gedachtekronkels in mijn hoofd wil vangen, vormen en verwoorden. Dat ik deze dilettantische relazen met u, beste lezer, wil delen. Om mijn geestverwanten te vinden en om invulling te geven aan mijn behoefte om over wezenlijke zaken te filosoferen. En tevens om invulling te geven aan mijn behoefte om te mijmeren, te bevatten en te scheppen.

Oftewel, ik begin een blog, uw reactie wordt zeer gewaardeerd.